Column Jop Bertels

Trots wa dâchie wat?

Utrecht samen wat meer smoel geven. Het was het belangrijkste thema van de Nieuwjaarsspeech van burgemeester Sharon Dijksma. Ze deed hierbij de hartstochtelijke oproep: “Wees een ambassadeur van Utrecht en vertel dit jaar minstens drie mensen buiten de stad waar jíj trots op bent in Utrecht.” Een nobel streven van de burgemeester, want het is niet des Utrechts om onszelf op de borst te kloppen óf hoog van de Domtoren te blazen. Van oudsher past ons een bescheiden houding beter. Toch denk ik dat, zonder te vervallen in Amsterdams chauvinisme, we best wat vaker trots mogen zijn op ons stadsjie.

De afgelopen tijd heb ik meerdere momenten ervaren waarop ik trots was op onze stad. Niet dat ik nou meteen rood-wit gekleurd, luidkeels “Als ik boven op de Dom sta..” zingend, door de stad loop te paraderen. Maar meer een gevoel dat het, ondanks al het leed in de wereld, ook anders kan. Dat we in Utrecht niet alleen oog hebben voor onze eigen leefwereld en laten zien dat we het samen doen.

Toekomst van onze stad

Zo was ik in september bij een UtrechtDB-bijeenkomst over de totstandkoming van de Utrechtse Onderwijs Agenda. De aanwezigen werden op bezielende wijze meegenomen in de toekomst van het Utrechtse onderwijs. En hoewel ik zelf natuurlijk geen onderwijsdeskundige ben, raakte ik onder de indruk van de samenwerking die deze agenda belichaamt. Van vroegschoolse educatie tot de universiteit, van welzijnsorganisaties tot kinderopvang en met inbreng van professionals, ouders én kinderen. Al deze partijen hebben samengewerkt om te bedenken hoe het onderwijs er in 2040 uit zou moeten zien. Het resultaat: een agenda waarmee een gedeelde verantwoordelijkheid is gecreëerd en samenwerkingen zijn gesmeed. Ieder draagt daarmee vanuit de eigen identiteit bij aan een prachtig gezamenlijk doel: jonge inwoners van onze stad optimaal voorbereiden op hun toekomst.

Dialoog en begrip in tijden van spanning

Een vergelijkbaar voorbeeld van samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid zie ik in hoe Utrecht omgaat met de huidige situatie in het Midden-Oosten. Dit onderwerp leeft logischerwijs ook binnen onze stad en werd onlangs daarom ook besproken tijdens een bijeenkomst van de Utrechtse Stedelijke Bondgenoten. Deze groep richt zich op het bevorderen van duurzame verbindingen tussen verschillende gemeenschappen in de stad en de politie en gemeente. Hun meerwaarde heeft zich de afgelopen jaren meermaals bewezen door oplopende spanningen in de samenleving tijdig op te vangen, hierover de dialoog aan te gaan met de achterban en wederzijds begrip te creëren. Onder andere de Joodse en Islamitische gemeenschap waren bij de bijeenkomst vertegenwoordigd. Er werd gesproken over compassie, over hoe we met respect voor ieders persoonlijke opvatting polarisatie tegen kunnen gaan en met elkaar de vrede in onze stad kunnen bewaren.

De band die je met elkaar hebt

Beide voorbeelden doen me denken aan een beschrijving van Utrecht die Ton van den Berg, ambassadeur van de Utrechtse vollekstaol, enkele maanden geleden in het AD deed: “Utrecht is de band die je als inwoners met elkaar hebt”. Ton slaat hiermee wat mij betreft de spijker op z’n kop en geeft onze stadsnaam een diepere betekenis. Een betekenis die gaat over de kracht van het sociaal weefsel in Utrecht. Dat is waar ik trots op ben. Trots op dat we als 370.000 unieke Utrechtse individuen samen staan voor een vreedzame en leefbare stad voor de huidige en toekomstige generaties.

Trots op de Utrechter.

Jop Bertels
Lid Utrecht Development Board

Trots wa dâchie wat?]

> Aanmelden nieuwsbrief



» » Trots wa dâchie wat?

Utrecht
Quinten PeelenQuinten Peelen INTERVIEW

"De culturele sector is hechter geworden"

Quinten Peelen, directeur K. F. Hein Fonds, ziet na de Corona-verlamming de levenslust van de culturele sector in en om Utrecht opleven. “Ik denk dat we een tijd ingaan van experimenteren, nieuwe vormen. En delen, via open source of fysiek” zegt hij in ons interview bij vertrek uit de Utrecht Development Board. “Corona maakt dingen mogelijk die heel moeilijk leken”.

> Lees het hele interview